‘Mengsel van rassen moet tarwe gezond houden’

Halmverkorters gebruikte hij al nooit. En dit jaar zaaide hij een mengsel van zes tarwerassen, dat hij niet spuit tegen ziekten. Het is een mooi voorbeeld van de manier waarop Ane van Straten wil boeren. „Ik hoef niet de hoogste opbrengsten. Liever minder kosten, minder chemie en een betere beloning. Daar moeten we toch naar toe.”

Een ritje door het land van Ane van Straten is anders dan op een gemiddeld akkerbouwbedrijf. Bonte wintervoedselveldjes, vogelakkers met stroken luzerne en kilometers aan bloeiende randen kleuren zijn land. Pleksgewijs torent er ook luzerne boven zijn aardappelen uit. „Hmm, ja, dat is nog wel een dingetje van niet-kerende grondbewerking”, zegt Ane van Straten. Maar het deert de Noord-Hollandse akkerbouwer niet zo veel. „Ik mag graag experimenteren. De ene keer lukken dingen beter dan de andere keer. En soms betaal je leergeld. Maar het is wel leuk om te doen”, zegt hij met een glimlach.

Met de regionale beheerspakketten voor akkervogels heeft hij geluk gehad, vindt hij. Aanvankelijk was er weinig animo voor de regeling en hij heeft daardoor flink wat areaal toegewezen gekregen. Bedrijfstechnisch past het goed en hij heeft er aardigheid aan. „Je gaat de verbanden ook weer beter zien. Vogels hebben rupsjes en kevertjes nodig als voedsel. Daarvoor moet je dus een goede leefomgeving creëren, bijvoorbeeld door zo min mogelijk insecticiden in te zetten.”

De vogelakkers blijven twee jaar liggen. Ook de randen zijn meerjarig en de wintervoedselakkers (een mengsel van zomergranen en kruiden) moeten er minimaal staan van 15 mei tot 15 april. “In de tussentijd mag je er niet aankomen. Het geeft dus wel beperkingen, want voor de meeste gewassen is half april ploegen op onze grond te laat. Maar zomergraan zaaien lukt dan nog wel.”

Bij een volgend perceel aardappelen laat hij een nieuw project zien. Hij loopt enkele tientallen meters het perceel in en wijst op een bosje met bloeiende kruiden. „Dit noemen ze ‘hopper plants’. Ik heb tien van zulke plekken in het perceel ingezaaid. Het idee is dat ze al vroeg luizen aantrekken: luizensoorten die niet schadelijk zijn voor de aardappelen, maar je lokt er wel natuurlijke bestrijders vanuit de rand mee het perceel in. Daar staan de ‘banker plants’, waar ze op overwinteren. Ik ben benieuwd of het werkt.”

‘Pittig roest’

De hopper planten worden onderzocht binnen een project. Maar Van Straten probeert ook veel dingen op eigen houtje uit. Zo mengt hij tarwerassen om te bekijken of hij daarmee de ziektedruk omlaag kan brengen. Afgelopen jaar liep het experiment met een onbespoten mengsel niet goed af. „Het moest allemaal een beetje snel. Ik had bij de coöperatie alle rassen opgehaald die ze er maar hadden staan, en die door elkaar gegooid. Maar daar zat een gevoelig ras tussen en daardoor kwam er pittig roest in.” Uiteindelijk moest hij genoegen nemen met een opbrengst van 8 ton per hectare.

Dit jaar heeft hij het betreffende ras eruit gelaten en heeft hij zes rassen gemengd. Van Straten laat het perceel zien. Hij heeft er alleen tegen onkruid gespoten. Het gewas ziet er begin juli op het eerste oog prima uit. Het vlagblad is groen, maar hier en daar zijn wel wat witte plekjes op de aren te zien. Ook zijn hier en daar aarpakjes leeg. Na de oogst kan hij zeggen hoeveel opbrengst dat kost. “Als je alleen tegen onkruid spuit, dan zijn je teeltkosten ook lager. Dan mag je wat opbrengst laten liggen.”

Ook bij de rest van zijn granen redeneert hij zo. Hij heeft zijn tarwe maar één keer gespoten tegen ziekten, begin juni. „Ik kies altijd een gezond ras. Ik wil niet standaard de hele rataplan van T-zoveel spuiten.” Halmverkorters gebruikt hij al jaren niet meer. „Ik strooi gewoon 20 kilogram minder stikstof, dan ben je er ook. Van een liggend gewas heb ik nooit last. Volgens mij is legering alleen een probleem als je veel gebruik maakt van drijfmest.”

Alles financieel tot achter de komma uitrekenen, doet Van Straten niet. Maar hij schat dat hij economisch gezien wel een ton per hectare mag laten liggen. „Ik zit met de tarweopbrengsten nooit bij de top, al tikten we vorig jaar (afgezien van het mengsel)  wel de 11 ton aan.

Ook in andere gewassen probeert hij zo min mogelijk chemie in te zetten. Aan bepaalde herbiciden heeft hij ronduit een hekel sinds hij niet-kerend de grond bewerkt. „Ik ben huiverig voor de moderne onkruidmiddelen en pas die minimaal toe. Dan heb ik liever dat er wat onkruid ontsnapt. En je remt een gewas altijd iets met spuiten. Daarom ben ik aan het experimenteren met schoffelen en wieden.”

Minder fungiciden gebruiken in de aardappelen is lastig, maar hij zoekt graag de grenzen op. In droge jaren zoals dit jaar spuit hij maar een paar keer tegen phytophthora. In de suikerbieten slaat hij wel eens werkgangen over tijdens het spuiten tegen bladziekten. „Gewoon om te kijken wat het doet. En omdat het de druk misschien al genoeg verlaagt. Eigenlijk is het te gek dat we tegenwoordig meerdere keren tegen bladziekten moet spuiten, maar je kunt het niet achterwege laten. Misschien is het ook wel een gewas om afscheid van te nemen. Bieten trekken veel voedingstoffen uit de grond.”

De laatste jaren verruilt hij steeds meer pootaardappelen voor de tafelaardappelteelt. „Dat heeft meerdere redenen. Chitwoodi is een risico op mijn bedrijf en het past me ook beter qua arbeid. Ook wil ik naar een één op vijf teelt en hoop ik straks een grondbehandeling tegen rhizoctonia achterwege te kunnen laten, waardoor goede bodemschimmels meer kans krijgen. Financieel is het niet de beste stap, al is er op het ogenblik wel een vergoeding van 1.000 euro per hectare voor Planet Proof aardappelen. Ik ben realistisch genoeg om te weten dat die bonus misschien geen blijver is. Maar het past wel bij de kant die ik op wil.”

Bedrijfsgegevens

Ane van Straten heeft in Slootdorp (NH) een akkerbouwbedrijf van 130 hectare. Op lichte klei, variërend van 10 tot 45 procent afslibbaar, verbouwt hij pootaardappelen, tafelaardappelen, suikerbieten, zomergranen, wintergranen, koolzaad voor vermeerdering en Japanse haver voor vermeerdering. Ook verhuurt hij land voor tulpen, sjalotten en knoflook. Van Straten doet verder maximaal mee aan regelingen rond vogelakkers en bloemenranden, die samen enkele tientallen hectares beslaan. Zijn vader van 81 werkt nog regelmatig mee. Verder krijgt hij hulp van stagiairs en zzp’ers.

Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright.