Natuur als verbindend element
Een portret van Jan Ottens
We staan samen op een borrel, nadat er belangrijke plannen voor de Nederlandse landbouw zijn aangekondigd. Beleidsbepalers, directeuren, boeren en ambtenaren, ze zijn er allemaal. “Kijk”, zegt hij enthousiast, terwijl hij zijn oude iPhone erbij pakt, “dit is ongelofelijk!” Hij scrolt door zijn foto’s en video’s en vindt wat hij zoekt. Hij laat een foto zien van een modderhoop. Water en zand, door hemzelf gemaakt aan de rand van zijn erf. Waarom? “Daar verstevigen ze hun nestjes mee”. ‘Ze’ zijn de zwaluwen die in zijn boerderij nestelen.
Daar zitten ze, omdat Jan daar kleine plankjes aan de balken heeft geschroefd. Daar kunnen nestjes op gebouwd worden, die niet, zoals vaker, naar beneden tuimelen, omdat het kroost toch wat zwaarder was dan bedacht. Dus hij biedt ruimte voor de nestjes en maakt vervolgens ook nog een voorraad bouwmateriaal aan. Van modder alleen kun je wel metselen, maar het breekt en gaat kapot. Spécie moet je hebben. Voor zwaluwen is dat modder gemengd met koeienmest! En dat alles legt hij trots vast, om het aan iedereen die het wil te laten zien. Ik wil het zien.
'Ik ben nog nooit zo druk geweest'
Jan Ottens (65) is met prepensioen. Na een rijk werkzaam leven is het tijd voor wat meer regelmaat. Rust? Niks is minder waar, “ik ben nog nooit zo druk geweest!” Jan is nog elke dag druk bezig met waar hij het meest van houdt: de natuur. Dat betekent boerenerven aflopen om collega-ondernemers te overtuigen van het plantje luzerne (‘perfect onderdeel van een mooie en diverse natuurrand’) en het project ‘Brandrode runderen’ of de aanleg van vogelakkers op de zandgronden van het Oost-Brabantse Peelgebied.
Maar eerst gaan we even terug. Naar de jaren 60 van de vorige eeuw, toen Ir. Jan Ottens nog gewoon een drieste tiener was, met plannen en dromen. En met een grote voorliefde voor alles wat met de natuur te maken had. Geboren en opgegroeid op het boerenbedrijf van vader Ottens in het dorpje Zeeland in de noordelijke punt van de Peel. “Opa zette me altijd op een hekje en dan bekeken we vogeltjes”, herinnert Ottens zich nog goed. Oom Kees leerde hem bijen houden en appelboompjes enten. Dierenarts worden, dat leek hem wel wat. De passie was er, de hersens had hij ook, maar geluk niet. Ottens wordt tot vier keer toe uitgeloot. “Achteraf een geluk bij een ongeluk. Dat was toch mijn vak niet geworden. Varkenspest, Gekkekoeienziekte, Mond-en-klauwzeer, ik had het vreselijk gevonden om gezonde dieren te moeten vernietigen”. Groeien en bloeien, dat is meer zijn ding en hij komt op de Wageningse Universiteit terecht, waar hij Veeteelt studeert en entomologie als neventak.
Uitteindelijk neemt Jan het bedrijf van zijn vader over en zet het, “semiprofessioneel”, zoals hij zelf benadrukt, voort. “Ik gaf les op de Middelbare Agrarische School”. En werkte daarna zo’n 15 jaar bij het kenniscentrum voor voedsel en leefomgeving. Dat klinkt druk, maar valt in het niet bij zijn huidige leven, “soms wil ik gewoon weer terug naar mijn gewone baan, dat was veel rustiger”, lacht de Brabander hard.
Inmiddels als ZZP-er actief, is Ottens als veldwerker verbonden aan het Collectief Agrarisch Natuurbeheer Noord-Oost Brabant. Daarnaast is hij als coach actief binnen het project Natuur-inclusieve landbouw, dat vanuit de provincie is opgezet. In deze rol probeert hij ondernemers te vinden die in willen stappen op de trein die ‘Kringlooplandbouw’ heet. Het uiteindelijke doel is met zo’n 40 boeren in de regio dit traject in te gaan. “We hebben nu, met 8 coaches in totaal, al zo’n 60 gesprekken lopen. Maar de stap van een gesprek naar een ‘koploper’ en voortrekker die we zoeken is niet zomaar gezet”, duidt Ottens. Er wordt ook wel wat gevraagd, van mensen die meer met deze vorm van agrarisch ondernemen willen doen. “Er is geld nodig en kennis. Maar vaak zijn het ook de regels die het moeilijker maken dan je wilt”, stelt Ottens.
'Zo ben ik groot fan van het plantje Luzerne, wat je 4 á 5 jaar kunt telen en wat een enorme bodemverbeteraar is.'
“Bovendien haalt het stikstof uit de lucht, waardoor je dat niet hoeft te geven via de mest. Het kan enorm goed tegen de droogte (ideaal voor de hoge zandgronden) en het kan zonder bestrijdingsmiddelen. Maar boeren telen luzerne alsof het ‘gras’ is en dan gaat het uiteraard fout.” Kennis dus, of eerder nog; het gebrek eraan. Een aanhouder moet je zijn, die zijn verhaal, elke keer even enthousiast, blijft vertellen.
Een project helemaal gericht op datzelfde Luzerne zit in de pen. Zoals projecten vaak lang ‘in de pen’ zitten, want je hebt wel te maken met overheden. “Ja, leg dat een boer maar eens uit, die zijn beslissingen vaak in een enkele seconde moet nemen”. Maar dat geduld leidt wel ergens toe, want Ottens heeft al een aantal projecten succesvol geïnitieerd. Het al genoemde project met de Brandrode runderen bijvoorbeeld, maar ook het in zijn eigen Zeeland (NB) opgestarte project Peeltuinen, waarbij het voor iedereen mogelijk wordt een stukje akkerrand (‘natuurrand’) met veelzijdige en natuurlijke begroeiing te adopteren en zo aan biodiversiteit te doen zonder grond en zonder beslommeringen over de bewerking van de grond en het telen van de natuurranden. Actief deelgenoot worden van weer een stukje verduurzaming van “ons zo kostbare landschap!”
'Tot halverwege de jaren ‘70 van de vorige eeuw was iedereen hier boer, op de onderwijzer, de bakker en de kastelein na.'
Allemaal belangrijke grote en minder grote ontwikkelingen, maar in De Peel staat Jan Ottens er middenin. Middenin de praktijk, maar ook middenin de ontwikkelingen. Ottens doceert: “tot halverwege de jaren ‘70 van de vorige eeuw was iedereen hier boer, op de onderwijzer, de bakker en de kastelein na. En dat was in elk Brabants dorp zo. Gemengde bedrijven verdwenen en er kwamen enkele gespecialiseerde bedrijven voor terug: varkens- kippen- bedrijven, naast kalvermesterijen en ook bijvoorbeeld champignontelers.” Alles met een enorme schaalvergroting tot gevolg. “De melkveehouderij gaat me wel aan het hart”, zegt Ottens, “Die heeft in mijn ogen het meeste invloed op het landschap en wel in positieve zin. Maar de melkveehouderij staat aan alle kanten onder druk”. Dat zit zo: de opbrengst per hectare ligt erg laag op melkveebedrijven. Een tuinder of bloementeler daarentegen, kan fluitend het dubbele uit dezelfde grond halen. “Maar dan houd je wel een heel eenzijdig landschap over”, waarschuwt Ottens. Focuspunten voor de komende jaren zijn wat hem betreft natuurinclusieve landbouw en het bekender maken van Luzerne. “Iedereen kan, mag en moet er ook eigenlijk in mee”, is Ottens overtuigd.
'De vraag is niet óf we de natuur centraal gaan stellen en prioriteit gaan geven, maar vooral hoe en wanneer.'
En willen we de melkveehouderij en het daarbij horende landschap, behouden voor met name de Peel, dan is het zaak dat de koeienboeren zo snel mogelijk werk maken van agrarisch natuurbeheer. Daar liggen enorme kansen voor de melkveehouders. “Want vergis je niet: alle agrarische producten zijn wereldwijd te koop, of het nu om eieren, vlees, groenten of melk gaat. Als kippen één cent per ton goedkoper zijn in Azië , dan komt er Aziatische kip op onze borden. Wij zijn een volkje van handelaren, en leuk of niet, dat was zo, dat is zo en dat blijft zo. Maar een mooi landschap… daarvoor moet je toch ècht bij onze eigen boeren zijn. Een kans voor open doel voor onze melkveehouders. Inkoppen dus.” In ieder geval voor Jan Ottens, die hier als kleine jongen al mee is begonnen. En die de komende jaren onverdroten doorwerkt aan meer en meer nieuwe fans en collega’s.
Publicatiedatum op deze site: 30 september 2019
Dit verhaal is onderdeel van een serie artikelen voor deze website (tussen 2019 en 2021) waarin agrarisch ondernemers vertellen hoe zij werken aan de omslag naar kringlooplandbouw. Op Groeien naar morgen lees je verhalen van agrariërs die stappen zetten en maak je kennis met de Demobedrijven.