Natuurlijke en natuuridentieke middelen zijn een omslag in het denken voor boer en fabrikant. In het gunstigste geval doet de werking niet onder voor ‘oude chemie’. Maar vaak is dat niet zo. Verder blijken de toediening ingewikkelder en de prijs hoger. Maatschappij en sector willen er verder mee. De sector vraagt wel om ontwikkeltijd.
Op de vraag of er mogelijkheden zijn voor het bestrijden van luizen met groene middelen moet Rinus van Rossum van landbouwtoeleverancier Van Iperen even nadenken. „Voor luizen hebben we dan praktisch geen middelen”, zegt hij. „De hoofdmoot is dan chemisch. Bij insecten is het moeilijk. Ze komen zo aanvliegen en brengen ook nog eens virussen over. Een schimmel kost opbrengst, een insect kost kwaliteit.”
De adviseur ziet in de groene middelen een paar strategieën. Sommige middelen doden insecten, andere verjagen ze door de geur of maken het functioneren van de insecten moeilijk of bijna onmogelijk. Werken met natuurlijke vijanden is in de kas, een belangrijk werkgebied van Van Iperen, sterk ontwikkeld. In open teelten moet het nog stappen zetten, zeker in de akkerbouw.
Jolanda Wijsmuller is bij Bayer CropScience betrokken bij de ontwikkeling van groene middelen. „In de gewasbescherming kun je denken aan de natuurlijke stof pyrethrum, gewonnen uit een chrysantachtige, of aan middelen op basis van vetzuren. Die vetzuren zijn veiliger voor gunstige beestjes. Je moet de luis wel goed raken met het middel. Onder glas lukt dat vaak wel, maar in buitenteelten is dat moeilijker.”
Spuitapparatuur
Wijsmuller vertelt dat luchtondersteuning, de stand van de spuitdoppen en een groter watervolume spuiten kan bijdragen aan een beter effect van het middel. „Je moet goed kijken waar het insect zit. Luizen zitten vaak onder het blad. Op petrischaaltjes werkt een middel goed, maar in het veld ligt de crux bij het daadwerkelijk raken.”
Traditionele, veelal systemische middelen zullen verdwijnen, verwacht Wijsmuller. Ze denkt dat telers daarom met de techniek en de timing van het spuiten het maximale effect kunnen halen met de nieuwe middelen. Het helpt als we dan weten hoe het gedrag van de insecten is.
Fabrikanten ontwikkelen insectenpathogene schimmels of zoeken naar stammen van deze schimmels in de natuur. Bij de bestrijding van trips en witte vlieg is hier enig resultaat bereikt. Luizen zijn lastiger.
Duurzaamheidsmanager Eric Kiers van middelenfabrikant BASF onderschrijft dat bij witte vlieg en trips parasitaire schimmels effectief zijn, maar dat luizen lastig zijn. „Voor luizen en nematoden hebben we nog niet zo veel. Fabrikanten voegen daarom ‘minder groene’ middelen toe om de werking te versterken.”
De fabrikanten blijven zoeken naar goede groene oplossingen. Certis noemt dat Biorationals. Daarbij richt het bedrijf zich op natuurlijke oorsprong, laag risico op resistentie en laag risico voor het milieu. Op basis van maltodextrine ontwikkelde Certis het middel Eradicoat. Dit verstopt de tracheeën (het ademhalingsstelsel) van insecten.
Wat is groen?
Bij groene gewasbescherming valt de vraag te stellen wat daar nu precies mee bedoeld wordt. Er zijn natuurlijke en natuuridentieke middelen die bij de biologische teelt zijn toegelaten. Van Rossum merkt op dat er ook zeer giftige stoffen van natuurlijke oorsprong zijn. Een middel kan natuuridentiek zijn en meer doden dan alleen de plaag. Zo’n stof kan bijvoorbeeld door een bacterie gemaakt worden of in de fabriek na te maken zijn. Als de werkzame stof niet selectief is, past een dergelijk middel niet goed in geïntegreerde bestrijding. In de praktijk komt dit bij meerdere middelen voor.
Jo Ottenheim van Nefyto, de brancheorganisatie van gewasbeschermingsmiddelenfabrikanten, spreekt liever over het risicoprofiel van middelen. Kiezen voor laag-risicomiddelen is volgens hem de beste strategie om het milieu te sparen en plagen gericht te bestrijden. „Het gaat om het risico, of het nu uit een reageerbuisje of uit de natuur komt.”
Ottenheim maakt zich zorgen over middelen met ‘vage claims’. Er zijn enkele producten op de markt die geen officiële toelating hebben en waarbij dus geen onderzoek gedaan is naar risico’s. „Wij vragen aandacht voor de handhaving en controle op producten. Er zijn investeringen nodig om op dit gebied vooruitgang te boeken. De overheid wil dat stimuleren met ‘de wortel’, maar wij vinden dat ‘de stok’ er ook bij moet.” Nefyto vermoedt dat er middelen met groene claims in omloop zijn waar iets bijgemengd is en waarvan de gebruiker niet op de hoogte is. Ottenheim voorziet ongelukken hiermee en wijst op de fipronil-affaire. „Als het te mooi klinkt om waar te zijn, dan is het vaak niet waar.”
Vergrootglas
Van Rossum ervaart dat middelen tegen insecten maatschappelijk onder een vergrootglas liggen. Bijensterfte en de achteruitgang van insectenpopulaties zorgen voor een situatie waarin voortdurend een vergrootglas op de insectenmiddelen ligt. „Bij de toelating komen steeds meer aanvullende vragen en eisen.”
Van Iperen zet in op geïntegreerde bestrijding. Met biostimulanten die gewassen sterker maken en goed aan de groei houden, hoopt Van Rossum de eerste stap te maken in de teelt van minder kwetsbare gewassen. „Wij denken meer in termen als ‘bodem in balans’, afgestemde meststoffen en weerbare planten. Vroeger kon chemie bijna alles oplossen, nu hebben we van alles nodig om goed te telen. Vroeger was gewasbescherming de basis van de teelt, nu het sluitstuk.”
Het groene alternatief is volgens Van Rossum prijstechnisch duurder en minder betrouwbaar voor wat betreft de werking. „Telers willen wel meer betalen voor iets beters. Maar niet zo graag voor iets wat minder goed werkt. En er zijn tot nu toe nog behoorlijk veel chemische mogelijkheden.”
Telers experimenteren
Akkerbouwers Jasper Roubos uit Abbenes en Jan-Reinier de Jong uit Odoorn proberen nieuwe middelen uit, die het milieu minder belasten. Roubos gebruikte Flipper tegen trips. De Jong test Serenade om rhizoctonia, zilverschurft en gewone schurft te bestrijden. Beide akkerbouwers concluderen dat dergelijke middelen nog in de beginfase zitten. „Iedereen denkt dat de nieuwe middelen er al zijn, maar het valt niet mee in de beginfase. Nieuwe middelen kunnen lastig zijn en chemisch is niet altijd zo slecht”, aldus Roubos.
De telers willen tijd om groene middelen te ontwikkelen. „Er vallen sneller middelen af dan dat ze erbij komen”, zegt De Jong. „Ik snap dat mensen willen dat het anders is, maar heb wel geduld tot we een alternatief hebben. Met zo’n nieuw middel als Serenade doen we stappen in de goede richting. Het kan mogelijk Amistar vervangen. Dat wordt teruggevonden in het oppervlaktewater. Bij Serenade heb ik in de werking geen meerwaarde gezien, maar ook geen nadeel. We onderzoeken wat het kan betekenen, in mijn geval in de zetmeelaardappelteelt.”
Serenade kreeg in november 2018 een toelating in de aardappelteelt. Bayer testte het product op een bijzondere manier. Een veertigtal telers kreeg een ontheffing in de aanloop naar de toelating. Volgens Sander Uwland van Bayer CropScience is de groep nu uitgebreid naar 46 praktijktelers. Ze wonen verspreid over Nederland en hebben dus verschillende gronden. „Zo willen we kennis opdoen voor de teelt”, legt Uwland uit. „We weten hoe het middel werkt. Maar we willen verder uitzoeken waar het allemaal invloed op heeft. Want het blijft biologie en daarmee afhankelijk van veel factoren.”
De bacterie in Serenade koloniseert de wortels en stolonen van de aardappelplant. Rondom de knol kan de bacterie de plant weerbaarder maken. In dit teeltonderzoek willen de mensen van Bayer en de boeren er achter komen of het middel de oogst vervroegt, of de schilkwaliteit verbetert, onder welke omstandigheden dat optimaal gebeurt en of er misschien zelfs een opbrengstverhoging in zit. In najaar 2019 hoopt Bayer
CropScience daar meer over te kunnen
zeggen.
Serenade getest op de droge Hondsrug
Zetmeelaardappelteler Geert Jan Smegen boert op de Hondsrug, vlak bij Valthe. „Misschien is dit wel het droogste gebied van Nederland”, zegt Smegen. Vorig jaar deed hij mee met de test van het natuurlijke middel Serenade van Bayer CropScience en dit jaar zet hij de test voort. Ondanks de droogte leek Serenade een resultaat te hebben dat vergelijkbaar is met andere middelen. „Het gaf geen meeropbrengst bij ons, maar deed het ook niet slechter dan middelen dan Amistar en Mirador.”
Smegen stapte uit nieuwsgierigheid in het testteam van boeren. „We zien veel op ons af komen als het gaat om de beperking van het middelenpakket. Telers gebruiken al lagere doseringen en kiezen steeds vaker voor biologische middelen, als dat tenminste kan. Als dergelijke middelen goede resultaten geven, zijn wij als telers daar allemaal voor. Ik ben samen met een groep telers van Stichting Veldleeuwerik mee gaan doen.”
Bij het poten paste Smegen de Serenade toe in de rij. Hij gebruikte 200 liter water per hectare in de fronttank op de trekker. Bayer volgt intussen de teelt en beoordeelt na het rooien de kwaliteit van de knollen. Smegen hoopt dat de schilkwaliteit indirect wat bijdraagt aan het resultaat. „Ik verwacht wel wat minder bewaarverliezen, als de schilkwaliteit goed is.”
Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright.