Veelgestelde vragen over Sabe Demonstratiebedrijven

- De NAW-gegevens van de aanvrager en van eventuele andere betrokkenen in de aanvraag;

- Een motivatie waarom de betrokken landbouwonderneming(en) zich geschikt vinden als demonstratiebedrijf en waarin affiniteit en ervaring met verduurzaming van de landbouw wordt beschreven.

- Een beschrijving van de duurzame uitgangssituatie van het bedrijf aan de hand van minimaal 5 van de 8 doelen uit het Omschakelprogramma, waaronder in elk geval het doel reductie van stikstof emissie.

- Een voorlichtingsplan met o.a. de voorgenomen demonstratieactiviteiten, de beoogde doelgroep, het verwacht bereik en een beschrijving van mogelijke inzet van monitoring of dataverzameling ten behoeve van de demonstraties.

Meer informatie over de regeling, vindt u vanaf 1 oktober op: https://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/duurzaam-boeren

Zie specifiek voor deze vraag de toelichting op de rangschikkingscriteria in de regelingstekst van Demonstratiebedrijven (art. 2.4.39 toelichting).

Vanaf 1 november 2021 kan er op de website RVO.nl bij het onderdeel Demonstratiebedrijven uit de Sabe-regeling de subsidie worden aangevraagd.

Er zijn drie mogelijkheden door wie de aanvraag kan worden ingediend:

• Een individuele landbouwonderneming die een aanvraag indient om zelf demonstratiebedrijf te zijn;
• Een landbouwonderneming die een aanvraag indient voor zichzelf en maximaal twee andere landbouwondernemingen die allen demonstratiebedrijf willen zijn;
• Een onderneming, niet zijnde een landbouwonderneming, die een aanvraag indient voor maximaal drie landbouwondernemingen die allen demonstratiebedrijf willen zijn.

Een landbouwonderneming kan maximaal voor één aanvraag subsidie toegewezen krijgen.

Een onderneming, niet zijnde een landbouwonderneming, kan voor maximaal twee aanvragen subsidie toegewezen krijgen. De onderneming mag ook een kennisinstelling zijn, die de demonstratiebedrijven ondersteunt bij het organiseren van de voorlichtingsactiviteiten.

Als je als boer een substantieel duurzame bedrijfsvoering hebt, en er plezier en ervaring in hebt het bedrijf open te stellen aan vakgenoten en deze ervaringen met andere agrarische ondernemers te delen. Verder krijg je de mogelijkheid om te leren van je eigen bedrijfsvoering (bijvoorbeeld via monitoring en data-analyse) door externe kennis en ondersteuning te ontvangen als onderdeel van de subsidie. Deze verkregen kennis is weer onderdeel van de communicatie en voorlichting hierover richting de bezoekers (vakgenoten en agrarische ondernemers).

Er is in totaal 3,44 miljoen euro beschikbaar en per demonstratiebedrijf 75.000 tot 125.000 euro beschikbaar. Er zullen dus 30 á 40 landbouwondernemingen gesubsidieerd worden in drie jaar tijd.

Subsidiabele kosten zijn de tijd die de demonstratiebedrijven ofwel zelf besteden aan het organiseren en uitvoeren van voorlichting en demonstratieactiviteiten, ofwel door ingehuurd personeel.

Daarnaast betreft het materiaalkosten voor de voorlichting, bijvoorbeeld drukwerk en advertenties voor bijeenkomsten, en de materiaalkosten ten behoeve van ontvangst op het bedrijf. Ook kan het voor bepaalde demonstratieactiviteiten noodzakelijk zijn om te beschikken over data en analyses, die de bezoekers/deelnemers meer inzicht geven in het effect van een (nieuwe) maatregel of toepassing die gericht is op verdere verduurzaming. Het demonstratiebedrijf kan een kennispartij inhuren voor het monitoren en het maken van analyses (zoals dataverzameling, analyse, en verslaglegging van de resultaten), mits deze gebruikt worden in de communicatie door het demonstratiebedrijf.

Niet gesubsidieerd worden investeringen voor aanschaf of aanleg van de ‘omschakel’-maatregel(en).

Ook inhuur van adviseurs en experts om de landbouwondernemer te begeleiden bij de omschakeling en verdere verduurzaming zijn niet subsidiabel.

Het subsidiepercentage is 100%.

De subsidie wordt verstrekt aan de aanvrager. Indien het een samenwerkingsverband betreft tussen maximaal drie agrariërs, of door een organisatie ten behoeve van een maximaal drie agrariërs, zullen de betrokken partijen hun kosten via de aanvrager vergoed krijgen.

Praktijkvoorbeelden in de eigen omgeving van agrarische ondernemers werken inspirerend voor vakgenoten. De agrariërs van de demonstratiebedrijven kunnen zelf hun ervaringen en kennis uitwisselen met bezoekers en belangstellenden, als zij ervaring met voorlichting, presenteren of het delen van kennis hebben. Daarnaast is het mogelijk voor een demonstratiebedrijf om eigen of ingehuurd personeel in te zetten met kennis en ervaring in voorlichting of demonstratieactiviteiten.

Daarnaast kunnen derden worden ingehuurd om de demonstratieactiviteiten te verzorgen of om demonstratieactiviteiten van inhoud te voorzien door het verzamelen en analyseren van data, dan is dit subsidiabel.

Binnen drie maanden na toekenning van de subsidie. Naar verwachting worden eind maart 2022 deze subsidietoekenningen gedaan door RVO.

De subsidie is bedoeld voor de agrariërs en mogelijk faciliterende organisaties die voorlichtingsactiviteiten op het gebied van verduurzaming uitvoeren gericht op andere agrariërs. Dat weerhoudt een demonstratiebedrijf er niet van om ook studenten en of docenten uit het Groenonderwijs te ontvangen op hun bedrijf. Echter bestaat de hoofddoelgroep die moet worden bereikt om aanspraak te kunnen maken op deze regeling uit (toekomstige) agrariërs.

Deze regeling is gericht op het geven van voorlichting door agrariërs voor agrariërs, voor het delen van ervaringen en ter inspiratie van omschakeling naar duurzame vormen van landbouw.

In één aanvraag kunnen maximaal drie demonstratiebedrijven deelnemen. De aanvraag kan door een agrariër of door een andere organisatie worden opgesteld. Indien meerdere agrarische ondernemingen deelnemen aan een aanvraag, dient de aanvrager wel met toestemming en in samenwerking met deze ondernemingen het plan en de aanvraag op te stellen.

Ook de kosten voor aankleding van een ontvangstruimte of voor het monitoren en nemen van monsters ten behoeve van de voorlichting en kennisoverdracht, zijn subsidiabele kosten. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt ook naar de kostenefficiëntie gekeken en de verhouding tussen materiaalkosten en het beoogde bereik van agrariërs.

Materiaalkosten die nodig zijn voor de organisatie van voorlichting en kennisoverdracht zijn subsidiabel, dat geldt ook voor externe locaties. Het projectplan wordt mede beoordeeld op kosten effectiviteit. Dat wil zeggen dat de hoeveelheid materiaalkosten in verhouding moet staan ten opzichte van de te organiseren activiteiten en het bereik onder agrariërs.

Er is geen vastgesteld aantal agrariërs dat minimaal moet worden bereikt. Wel wordt het projectplan beoordeeld op impact en het bereik onder agrariërs. Plannen waarin activiteiten zijn opgenomen die meer vakgenoten bereiken en ook ingaan op het type activiteiten waarmee een goede kennisoverdracht wordt gewaarborgd, zullen beter worden beoordeeld. 

Een aanvraag kan worden ingediend door een agrariër zelf, of door een andere organisatie in samenwerking met max. drie agrarische ondernemingen. Een onderwijsinstelling kan dus als aanvrager optreden voor de agrarische bedrijven die demonstratiebedrijf willen zijn.

De aanvrager werkt eraan mee dat beschikbare informatie over de demonstratieprojecten, wordt gedeeld op Groen Kennisnet. Groen Kennisnet is vernieuwd tot het landelijke, interactieve, digitale platform voor het groene domein, waar kennis uit veel verschillende bronnen wordt gebundeld en ontsloten.
Ook wordt van de demonstratiebedrijven verwacht dat zij meewerken aan communicatie-activiteiten over het project samen met een organisatie die de centrale communicatie verzorgt over alle demonstratiebedrijven. Deze organisatie wordt aangewezen door het ministerie van LNV.
In overleg met het demonstratiebedrijf worden communicatie-uitingen ontwikkeld waar elk demonstratiebedrijf in de periode van drie jaar een keer aan bijdraagt, zoals een bedrijfsportret, video, interview, podcast etc. Deze centrale projectcommunicatie ondersteunt demonstratiebedrijven bij het vertellen van het eigen verhaal. Het bundelen van deze ervaringen over het doormaken van een omschakeling naar duurzame landbouw is belangrijk ter inspiratie van andere vakgenoten. Daarnaast wordt verwacht dat demonstratiebedrijven zullen deelnemen aan twee netwerkbijeenkomsten per jaar.

De aanvraag wordt beoordeeld door RVO en externe, onafhankelijke beoordelingscommissie. Een aanvraag krijgt een hoger aantal punten naarmate:

a. de uitgangssituatie van de landbouwonderneming(en) bij indiening meer bijdraagt aan minimaal vijf van de acht thema’s uit het Omschakelprogramma
b. de impact van het demonstratieproject groter is, en de activiteiten bijdragen aan het bereik en het inspireren van andere agrariërs.
c. de motivatie en combinatie van de aanvrager en eventueel andere betrokkenen bij het demonstratieproject beter is;
d. de kwaliteit van het projectplan hoger is;
e. de kosteneffectiviteit van het demonstratieproject hoger is.

Per onderdeel zijn maximaal vijf punten te behalen. Voor het onderdeel a en b worden de punten vermenigvuldigd met twee. De aanvragen waarop niet afwijzend is beslist worden hoger gerangschikt naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend, waarbij een gelijke verdeling van minimaal twee demonstratiebedrijven per provincie wordt nagestreefd.

Meer informatie over waarop de aanvragen worden beoordeeld is te vinden in de toelichting bij artikel 2.4.39 in de regeling.