Het voerspoor leverde een grote reductie (> 1,7 miljoen kilo) fosfaat op. Logisch dat in de stikstofdiscussie ook naar voer wordt gekeken. Daar liggen mogelijkheden. In de intensieve sectoren zijn echter eerder al grote stappen gezet. Nieuwe producten bieden kansen. Consumententrends werken negatief.
De Nederlandse Vakbond Pluimveehouderij (NVP) noemde, bij monde van secretaris Aalt den Herder, het stikstofvoerspoor voor de intensieve sectoren een ‘no-go traject’. De diergezondheid kan in het gedrang komen. Zijn reactie kwam na een oproep van LTO Noord om ook in de pluimvee- en varkenshouderij via het voerspoor te werken aan een stikstofreductie.
Wél kijken naar oplossingen
Opvallend genoeg reageren voerbedrijven genuanceerder. „We onderschrijven dat er geen snelle oplossingen zijn via het voerspoor. Dat ontslaat ons niet van de verplichting om er toch naar te kijken. Eigenlijk werken we al vanaf de eerste discussie over de ammoniakuitstoot aan die reductie”, stelt Gert Jan Buunk, directeur van De Hoop Mengvoeders in Zelhem (GD), specialist in pluimveevoer. „Het is logisch om het aanbod van eiwit zo scherp mogelijk af te stemmen op de behoefte. Alles wat je te veel geeft, werkt negatief op de resultaten en verhoogt de uitstoot van stikstof. Dus optimaliseren is een normaal proces.” Hij schat dat in de pluimveehouderij in tien jaar het eiwitaanbod al met 10 procent gedaald is dankzij lagere gehaltes en verbeterde voederconversies.
Ook Agrifirm werkt in de pluimveehouderij al lang met zo laag mogelijke ruw eiwitgehaltes, met name door de inzet van synthetische aminozuren. Albert van den Belt, directeur Agrifirm: „Dat wil niet zeggen dat we niet nog verder omlaag kunnen, maar dit zal marginaler zijn en hiervan moet je geen grote bijdrage verwachten.”
Belangrijk in de pluimveehouderij is dat steeds meer eiwit wordt vervangen door synthetische aminozuren waardoor nog beter op behoefte kan worden gevoerd. Buunk: „We willen nog dieper gaan in het passend maken van rantsoenen en daarmee de uitstoot van ammoniak en stikstof verder terugdringen. Met de nieuwste generatie synthetische aminozuren, zoals isoleucine en glycine, kan dat. Alleen is er geen toelating voor. De EU-wetgeving werkt te traag.”
Piet van der Aar van Schothorst Feed Research denkt dat er naast het gebruik van synthetische aminozuren meer mogelijkheden zijn om de emissie van stikstof (vooral door ammoniak) te beperken. „Belangrijk is dat die maatregelen elkaar versterken, we moeten niet blindstaren op één aanpak en meerdere sporen volgen.”
Door het gebruik van synthetische aminozuren kan het ruw eiwitgehalte (de bron van stikstof) omlaag. Volgens Van der Aar is ook een verdere verfijning van het fasevoeren mogelijk. Meerdere soorten voer in de dracht van een zeug, of tijdens de zoogperiode. „Bij de vleeskuikens wordt dat al heel goed uitgevoerd, die krijgen bijna wekelijks voer met die eiwitgehalten die afgestemd zijn op de behoefte van het dier.”
Van den Belt ziet zelfs mogelijkheden voor het gebruik van aminozuren bij melkvee. „In Nederland was het gemiddelde ruw eiwit (RE) gehalte in het totale rantsoen voor melkkoeien 16,8% (Kringloopwijzer 2018). Agrifirm is ervan overtuigd dat deze zonder probleem verlaagd kan worden naar 14,5 - 15% RE. Hiermee wordt de N-efficiëntie hoger, de stikstofexcretie lager (-10%), net als de ammoniak emissie (-10 tot -15%).”
Daarnaast ziet Van der Aar kansen voor het aanzuren van de urine via producten in het voer. Benzoëzuur toevoegen, leidde tot lagere ammoniakvervluchtiging. „En dit product is geregistreerd en toegelaten.” Ook het voeren van vezelproducten beperkt de uitstoot van onverteerd eiwit.
Nieuwe (oude) producten
In elk geval twee voerleveranciers testen in Brabant een product dat zorgt voor een betere eiwitvertering. Dit werd 20 jaar geleden al gebruikt en zorgde dat varkensstallen fris bleven met nauwelijks emissie. Eerste resultaten in een vleesvarkensstal beperkte de ammoniakemissie van 46 naar 17 ppm (deeltjes per miljoen), in een zeugenstal ging de emissie van 25 naar 4 ppm. „Die betere benutting en wellicht gezondere omgeving leidde tot een betere groei en 10% lager voerverbruik”, aldus een betrokkene. Ook Buunk geeft aan dat zij proeven uitvoeren, waarbij toegevoegde producten zorgen voor een betere eiwitvertering. „Het is echt nog te vroeg om nu al resultaten te melden”. De bedrijven komen waarschijnlijk op niet al te lange termijn met nieuwe generatie voeders naar buiten, omdat van het product de GMP en SecureFeed goedkeuringen is vastgelegd.
Tegenstrijdig beleid en belang
Opvallend is dat in de stikstofaanpak tegenstrijdigheden in stand worden gehouden. Zo adviseert de Commissie Remkes de aanpak op bedrijven nabij een Natura 2000-gebied. Van der Aar: „Stikstof is geen lokaal probleem, circa 40 procent komt uit andere landen. Een aanpak over Nederland, of Europa, is logischer.”
De trend naar biologisch bevordert de emissieaanpak niet. Biologisch mag geen synthetische aminozuren gebruiken. Dus zit in biologisch rantsoenen meer ruw eiwit om eventuele tekorten uit te sluiten.
Sectoren belasten verschillend
In het regeerakkoord van 2017 is al afgesproken om geld beschikbaar te maken voor een ‘warme sanering’ in de varkenshouderij. Waarschijnlijk kan daar in 2020 mee begonnen worden, als de regeling wordt opengesteld. De varkenssector veroorzaakt 10 procent van de totale stikstofuitstoot in Nederland. Het aandeel van de pluimveehouderij is kleiner, namelijk 8 procent. Vanuit de melkveehouderij komt meer stikstof vrij, het veroorzaakt 17 procent van de stikstofuitstoot in Nederland. Het gebruik en de benutting van het gras, vooral door de variatie in gehalten (ruw eiwit, energie) en ook in opname, ligt daaraan ten grondslag. In de intensieve sectoren zijn de rantsoenen beter te sturen en te controleren, waardoor verliezen worden beperkt.
Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright.