Hij is onderweg naar Den Haag, voor overleg op en met het Ministerie van LNV. Dat zijn perfecte momenten voor een rustig gesprek met Maurits Tepper. Of rustig… Bij Tepper gaan dingen niet rustig. Ze gaan hard of ze gaan niet, zo lijkt het wel.
Samen met zijn vrouw Jessica runt Tepper op geheel eigen wijze . Het echtpaar is vier jaar geleden neergestreken op buurtschap Sandebuur in Drenthe, waar het op de plek van boerderij Eytemaheert een bedrijf opzet. Naast een visie op natuurvriendelijke landbouw, staat ook de Groninger Blaarkop centraal. Dit koeienras is een ’oudje’ in de Nederlandse veehouderijgeschiedenis, maar wordt tegenwoordig weinig meer gehouden. Het taaie en weerbarstige karakter van deze beesten is voor de Teppers juist een reden om voor dit ras te kiezen.
"Je hoeveelheid grond bepaalt hoeveel dieren je kunt houden"
Al vanaf de start van het bedrijf brengen Maurits en Jessica natuurinclusieve landbouw terug tot logische principes en leven daar ook naar. En dat loopt en komt uit, zo vertelt Maurits. “Het belangrijkste basisprincipe dat je aan moet houden als je kringlooplandbouw wilt bedrijven, is dat je hoeveelheid grond bepaalt hoeveel dieren je houdt”, begint de boer, “want je moet al je dieren van je eigen land kunnen voederen”. Dat betekent al het voer zelf verbouwen en eventueel produceren. In dit licht bezien is de discussie over ‘het halveren van de veestapel’ in zijn ogen dus ook helemaal niet relevant. “Daar gaat het wat mij betreft inderdaad niet over. Het moet gaan over: hoeveel hectare heb je, en daar pas je vervolgens je veestapel op aan,” legt Tepper uit. Het is niet de laatste aanvulling op of scherpe analyse van de huidige situatie in de Nederlandse landbouwsector in ons gesprek.
Op de likemmers (voor mineralen) na, is de kringloop binnen Eytemaheert gesloten. Ook daar hopen de Teppers in de toekomst zonder te kunnen, want dit moet in theorie kunnen. Maar diergezondheid staat voorop. Zo blijft Tepper nadenken over verbeteringen, optimalisatie en vernieuwing. Zo is het niet toevallig dat het echtpaar werkt met Groninger Blaarkoppen, een populair ras onder onze voorouders, maar inmiddels bedreigd met uitsterven. “Inderdaad,” begint Tepper, “die rassen van vroeger waren robuust en konden wel tegen een stootje. Wij denken met juist dit soort rassen ook goede productie van melk en vlees te kunnen halen op basis van ‘slechts’ voeding van eigen land.
Schaalverkleining
Het druist allemaal in tegen het principe waarop de afgelopen decennia boerenbedrijven werden opgebouwd. “Er moest altijd veel, veel, veel gedraaid worden,” stelt Tepper, “er moest meer melk komen, dat kan door meer brok te voeren. Het is de maakbaarheid van het productiesysteem, met als gevolg dat je grote hoeveelheden nutriënten uit het buitenland moet halen om al je doelen te behalen. En juist die doelen moeten veranderen. Het ‘meer, meer, meer’, zowel beleid uit Den Haag als uitvoering op het land, heeft de boeren gebracht waar ze nu zijn: op het Malieveld en in de verdrukking. Het mag allemaal wel wat minder, is de strekking van het verhaal. Schaalverkleining dus.
Al is dat zeker niet altijd nodig of het geval, denkt Tepper. “Ik denk dat er door bijvoorbeeld toepassen van nieuwe technologieën (denk aan monitoring), maar ook mechanisatie (voer winnen) en verbeteringen aan machines (kwaliteit melk) nog heel veel te winnen valt.
Oud en nieuw
Met een andere innovatie speelt Tepper al een tijdje. “Binnenkort dragen al onze koeien sensoren. Dan weet ik dus altijd waar ze zijn en zijn geweest. Op die manier kan ik toch aantonen dat mijn koeien nagenoeg altijd buiten staan? En buiten heb je geen last van ammoniakaanmaak, want de beesten poepen en piesen niet op dezelfde plek, dus er wordt niks gemengd, dus hier geen stikstofissues”. En aantoonbaar dus. Iets voor de minister?
"Wat mij betreft steek je dat geld in het steunen van boeren die wél mee willen en kunnen"
Het bedrijf heeft uiteraard ook het verlies van nutriënten, middels vlees en melk, te compenseren. Dat doet Tepper met een al begin vorige eeuw onderzochte mix van gemaaid gras, waar een micro-organisme aan wordt toegevoegd. Deze combinatie vermaakt zichzelf in een luchtdichte omgeving in drie tot zeven maanden tot ‘bokashi’. Naast het oude en taaie koeienras, wordt dus ook hier teruggegrepen op een oud en (ooit) vertrouwd proces of principe.
Zo barst Tepper van de ideeën en deelt hij graag zijn mening over de huidige staat van de landbouw en alle rumoer rond de stikstofcrisis: “ik vind het bijvoorbeeld ook heel jammer dat er nu gepraat wordt over geld voor het uitkopen van boeren die niet mee kunnen of willen in de beweging naar kringlooplandbouw. Wat mij betreft steek je dat geld in het steunen van boeren die wél mee willen en kunnen. Jonge boeren bijvoorbeeld, die een bedrijf over willen nemen. Of boeren die hulp kunnen gebruiken bij het doen van grote investeringen.” Hij wil zeker niemand tekort doen, maar stimuleert graag ambitie in plaats van gebrek aan flexibiliteit. En dat mag ook harder en meer directief, vindt de Groninger: “dwing de maatregelen maar gewoon af rond de Natura2000-gebieden. Binnen tien jaar is het ook daar rendabel, omdat het niet gaat om liters en kilo’s, maar om de grenzen van je eigen systeem, of land. We hebben het toch honderden jaren zo gedaan,” roept hij bijna vertwijfeld uit.
De nieuwe boer
De natuurgebieden, al dan niet uitkopen, de hectares die de stalgrootte bepalen, in alles is Tepper heel helder en uitgesproken over wat in zijn ogen de toekomst van de landbouw is. “Het komt allemaal neer op kennis, efficiency en samenwerking”, legt hij uit. Om te vervolgen: “Alleen als we deze drie begrippen goed weten toe te passen gaan we de omslag maken. En dat gaat ook op voor de regelgeving. Zonder integrale benadering is het niks waard”.
Hoe cruciaal samenwerking is voor een kringloopboer, ondervinden de Teppers zelf aan den lijve. “Wij werken nauw samen met bijvoorbeeld de WUR, waarvoor we een van de onderzoeksboerderijen zijn. Die samenwerking zijn we momenteel aan het uitrollen. Ook voor Staatsbosbeheer zijn we een van de, beoogde veertig, natuurinclusieve proefboerderijen. Verder hebben we veel contact met Natuurmonumenten, de stichting Zeldzame Huisdierrassen en natuurlijk overheden”. Een voorbeeld van dat laatste is het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland, waarin vooral regionale samenwerking centraal staat en veel met de provincie wordt geschakeld.
“De nieuwe boer…”, mijmert Tepper hardop, “elke boer kan dit, als hij of zij wil. En niet elke boer hoeft per sé mee te doen. Dat wordt automatisch gereguleerd door de markt” is Tepper duidelijk. Want de omslag is begonnen. Gaat misschien nog niet altijd zo hard als gewenst, maar eraan ontkomen is onmogelijk. “De koplopers moet je in het zadel helpen”, adviseert Tepper, “de grote middengroep komt vanzelf en langzaam mee. De laatste groep zal door de markt worden meegenomen. Of niet”. Met uiteindelijk de grote doelen als haalbaar resultaat: goede en levensvatbare landbouw in Nederland en met die zelfde landbouw weer koploper worden in de wereld.
Op Eytemaheert worden ook regelmatig rondleidingen gegeven. Meer informatie over het bedrijf, de dieren, de plannen en de rondleidingen is te vinden op de website en de Facebookpagina.
Publicatiedatum op deze site: 30 oktober 2019
Dit verhaal is onderdeel van een serie artikelen voor deze website (tussen 2019 en 2021) waarin agrarisch ondernemers vertellen hoe zij werken aan de omslag naar kringlooplandbouw. Op Groeien naar morgen lees je verhalen van agrariërs die stappen zetten en maak je kennis met de Demobedrijven.